Can Tho

Verwachtingen, Griet schreef er ook al iets over. Over hoe ze nooit kloppen, overtreffen of teleurstellen. Dat laatste doen ze wat mij betreft nooit tijdens zo’n reis. Maar ‘t is wel anders dan ons vorig avontuur. Toen was echt álles quasi de hele tijd nieuw: de straten, het vervoer, de mensen, de geuren, de taal, het eten, de gebouwen, het weer, de dieren, de geluiden,… Niets was vertrouwd, alles onverwacht. Maar ondertussen kennen we ‘t klappen van de Zuid-Oost-Aziatische zweep een beetje. We gaan in Vietnam bahn xeo en pho bo eten omdat we weten dat dat lekker is, we boeken bussen en treinen rechtstreeks bij de maatschappij omdat dat goedkoper is, we huren brommers omdat dat gemakkelijk is en we maken ons nog altijd volstrekt belachelijk (en onverstaanbaar) als we de taal met z’n 5 toonhoogtes trachten uit te spreken. Griet probeert heden ten dage een Zweedse variant van “Cám Ơn” om “danku” te zeggen, maar ‘t is wachten op de eerste Vietnamees die daarbij vertrouwd opkijkt. “Kem eun” klinkt nochtans niet slecht, maar misschien is het gewoon een opbergkast in de Ikea.

Wat we een beetje vergeten waren na de vorige reis is hoe je hier nu weeral een tweevaksbaan moet oversteken. De kunst bestaat erin om vooral niet te stoppen met stappen. Dat is moeilijk, omdat de kunst voor de chauffeurs erin bestaat om vooral niet te stoppen met rijden. Armgebaren tellen niet mee, een wederzijdse blik kan soms wel een indicatie geven, maar dan nog, ‘t is vooral durven en proberen inschatten waar de horizontale tetris tussen de verticale past. Can Tho is met 4 miljoen blokken de vierde grootste stad in Vietnam, dus ‘t is een level voor gevorderden. Volgens de Lonely Planet is het “an energetic destination” met een “pleasing blend of narrow backstreets and expansive boulevards” en “several interesting historical buildings”. Daarnaast is het ook “absoluut gatlelijk”, zeg dat de Lonely Gunsen het gezegd hebben. Maar de homestay (Queenie) is gezellig, de uitbaters zijn ongelofelijk vriendelijk, Sam en Robin zijn nog steeds prachtige en altijd maar meer volwassen reisgezellen, Griet is haar heerlijk nuchtere zelf, Uncle Ho groet ‘s ochtends de dingen, de neonverlichting is kitsch en de karaoke hilarisch luid. Anders dan verwacht, maar de glimlach en de schoonheid zitten altijd ergens verstopt.

Can Tho ligt een kleine 3 uur rijden van Ben Tre en ‘t blijkt het goedkoopst te zijn om dat met een Grab te doen. De chauffeur heeft geen grote auto, maar rijdt heel rustig en is ook nog zo vriendelijk om tijdens ‘t rijden een tijgermug dood te meppen die per ongeluk mee was ingestapt. ‘t Is de eerste die we hier zien. Tijgermuggen zijn opvallend wit-zwart gestreept en de transporteurs van het dengue-virus. Niet elke tijgermug is besmet (daarvoor moet de mug eerst een besmet persoon steken). En niet elke besmette mug draagt het virus over. En niet elke door een besmette mug gestoken mens wordt ziek. En al helemáál niet elke zieke wordt ernstig ziek. Enfin, er zijn dus nogal wat als-als-als-als-scenario’s en er is op dit moment ook nergens een dengue-uitbraak, waardoor we hier in de vochtige Mekong toch iets geruster zijn. Maar om zo’n mug nu te laten meeliften in de auto gaat ons toch wat ver, klets, thank you, mister driver, yes, kem eun.

We installeren ons in de homestay, bekomen wat van de reis en trekken dan toch al even de stad in, richting de Pitu Kosa Rangsay Pagoda, een zeldzame boeddhistische Khmer-tempel met 3 verdiepingen. Iemand ontvangt er net een of andere zegening en zoals altijd bij dit soort heiligdommen twijfelen we een beetje of we zomaar naar binnen mogen, maar gelukkig staan er deze keer bordjes die ons in ‘t Engels uitnodigen om de upper levels ook te visitten. ‘t Is een mooie tempel, waarbij we op ‘t dak een zicht hebben op, welja, andere daken. De trapjes naar boven zijn smal, maar ook hier staan er godzijdank bordjes die ons voor een botsing behoeden, of ‘t moet zijn dat “Please carefully touch your head” een religieus ritueel is. We wandelen door De Tham, de foodstreet en eten nem nuong, een lokale variant op fried spring rolls, waarbij je een soort grilled saucage samen met wat Vietnamese kruiden en groeten zelf in rijstpapier rolt. Ik vind het lekker, maar de gegrilde worst kan de rest van het gezin maar matig overtuigen. Het kost ons in totaal - inclusief vier fresh juices - 172.000 Vietnamese Dong, omgerekend €5,62. Lokaler wordt het niet!

De volgende ochtend heeft Griet zin in iets hartigs, “een chocoladekoekske, ofzo”. We nemen vier fietsen en rijden naar Lumos, maar daar blijken ze alleen roze taarten te hebben en garlic butter croisants, wat misschien net iets té hartig is. Dan toch liever com tam (broken rice, “minderwaardige” rijst die ze hier tot specialiteit hebben verheven), noedelsoep en spring rolls. We besluiten om vandaag de countryside te ontdekken, ‘t is te zeggen, ik heb in de Lonely Planet een fietsroute gevonden die ons naar wat meer rustieke plaatsen zou moeten brengen. Robin heeft er maar weinig zin in en is superblij dat de fietsen een bagagedrager met kussentje en voetsteuntjes hebben. Zo kan het wel. We moeten wel eerst door het drukke Can Tho fietsen, richting de ferry en de oversteekplaats aan de Hau rivier, een van de vele (enorme) armen van de Mekong. We zien er volgens mij redelijk grappig uit op onze tweewielers vooraan aan de lichten, met rondom ons tientallen brommers en achter ons evenveel auto’s. De lichten hebben hier een aftelklok, dus voor het groen wordt, verschijnt er 5-4-3-2-1... “Let’s go!”, roept een oud madammetje op haar brommertje naast ons met een grote grijns op haar gezicht. En weg zijn we. We fietsen eerst een klein stukje verkeerd (‘t is niet makkelijk om tegelijk op ‘t verkeer te letten en de route in de gaten te houden), maar dan wordt het wat rustiger en na een half uurtje komen we aan bij de overzet. Er liggen twee mooie grote boten aan de oever, maar die zijn vandaag (of altijd, wie zal het zeggen) niet operationeel, dus de ferry is niet meer dan een klein houten sloepje. We leggen er onze fietsen in en steken samen met een mevrouwtje en haar schotel sweet potatoes over richting Binh Minh,het dorpje aan de overkant.

Op de fietsroute liggen een aantal bezienswaardigheden, zoals de lokale Cai Von markt, waar er eetkraampjes zouden moeten zijn, maar waar wij vooral op zoek gaan naar iets fris om te drinken; ‘t is ondertussen bijna middag en de gevoelstemperatuur loopt in deze extreme vochtigheid op tot bijna 40 graden. Helaas zijn we zonder gids redelijk lost in translation op zo’n markt, dus we blijven er niet lang hangen en zijn blij met 2 flesjes ijskoud water. We steken de brug over en fietsen eindelijk op een mooier baantje langs het water. Halverwege denken we dat er ergens een festival bezig is, maar het blijken gewoon 7 Vietnamezen te zijn die snoeihard karaoke zingen in hun garage. We stoppen bij de Phy Ly Pagoda, eerst de kleine en iets verder de grotere. Daar ligt een gigantische reclining Buddha te slapen, maar waarschijnlijk was het budget op toen ze aan z’n romp zaten, dus hij is helemaal uit proportie. De tempel is groot; we zien er duidelijk Angkor-Khmer-invloeden in uit Cambodja (dat ligt vlakbij), maar ‘t oogt ook wel wat verwaarloosd en vooral, is het nu echt nóg warmer dan daarnet? Snel terug de fiets op, de wind brengt toch een klein beetje verkoeling en de volgende stop is een koffiebar, mét airco. We spelen er een spelletje, komen terug op adem en vatten het laatste stuk aan, langs My Hoa, een mooi, kleine commune aan de rivier. Het eerste stuk krijgen we Sam nog mee, maar wanneer we iets later volgens het plannetje rechtsaf een steegje in moeten en er in de verte een hond op de baan loopt, ziet ze ‘t niet meer zitten. We snappen ‘t wel na de schrik van Ben Tre en gaan dan maar verder langs de grote baan. Van vrachtwagens kan je veel zeggen, maar niet dat ze plots blaffen en bijten. Dezelfde houten sloep steekt ons terug over naar Can Tho, waar we nog een laatste stop inlassen voor een stukje cheesecake, brownie en nog eens een lemonjuice met ijs, dat is tenslotte alweer anderhalf uur geleden. 32 kilometer later arriveren we gaargekookt terug in onze homestay. Robin heeft er nog een videogesprek met de hele klas tegelijkertijd en nadat ze voor de zevende keer beantwoord heeft welk dier ze het spectaculairst vond (de walvis), kruipen we erin. Morgen beginnen we er vroeg aan, om half zes alstemblieft, naar de markt!

De Cai Rang markt is de grootste floating market in de hele Mekong en de reden dat de meeste mensen stoppen in Can Tho. ‘t Is een groothandelsmarkt, dus ‘t principe is dat de marktkramers hun etenswaren ergens per boot ophalen en vervolgens verkopen aan andere marktkramers, restauranthouders en uiteraard, toeristen. Deze keer hebben we wel een gids en varen we met een klein bootje zo’n drie kwartier op de brede Can Tho-rivier, waarbij we onderweg worden voorbijgestoken door grotere en snellere boten vol Vietnamezen, die dit in ‘t weekend (‘t is zaterdag) blijkbaar ook een leuke daguitstap vinden. Sommige boten zijn zelfs al op de terugweg van de markt, die al open gaat om 3 uur ‘s ochtends. Wij arriveren er als de zon net boven de horizon komt, zo rond half 7. De markt is niet zo groot als we gedacht hadden; na een paar honderd meter en een bootje of 50 zijn we er al doorheen, maar ‘t is wel sfeervol. De houten bootjes zijn prachtig in al hun eenvoud. Een grote houten stok met een stuk fruit signaleert wat ze er die dag verkopen: ananas, watermeloen, zoete aardappel of een beetje vanalles. We krijgen er vanop een bootje de lokale noedelsoep Hu Tieu als ontbijt met een versgeperste fruitsap en Vietnam coffee, zalig.

Omdat het belangrijk is te weten wat je eet, varen we daarna verder naar een werkplaats waar ze die speciale tapioka-noedels maken. Gewoon in het wit (de basis is ten slotte rijst), maar ook - omdat het tof is, denken we - in het paars, oranje, groen en geel. We mogen ze zelf stomen en vervolgens proberen opvangen als het vel in de noedelversnipperaar gaat.

We verlaten de grote rivier en slaan een kleinere zij-arm in langs een prachtig stukje tropisch Leie. De volgende stop is een fruit-farm, waar we nog maar eens kunnen zien dat hier naast bananen en kokosnoten echt álles aan de bomen groeit: dragon-fruit, pomelo (een soort grote pompelmoes), mango, chilli’s, guava, papaya,… Heerlijk! Normaal zit het tochtje er nu op, maar wij hebben de extended version geboekt, waarbij we nog een extra stop doen bij een cacaoboerderij. Dat moet je deze chocoladeliefhebbers geen twee keer vragen vaneigens. ‘t Is echt heel cool om dit proces eens van dichtbij te zien. We beginnen met een wandeling doorheen de tuin langs de cacaobomen, die ‘t best van al gedijen als ze zo’n tien centimeter onder water staan. De gids breekt een verse cacaovrucht open en laat ons de bonen proeven; bitter, maar toch al met een hint van chocola. We zien hoe ze de bonen daarna eerst laten gisten in houten kisten en vervolgens te drogen leggen. Daarna worden ze geroosterd, om de smaak nog meer te doen uitkomen en de schil makkelijker te kunnen verwijderen. Ook die cacaonibs mogen we proeven, 100% puur! Tot slot worden de geroosterde bonen geperst, waarna er cacaoboter uitkomt (gebruikt in o.a. lippenbalsems) en cacaocake, die dan uiteindelijk tot poeder vermalen wordt. We hebben er dorst van gekregen en drinken de lekkerste chocolademelk ooit. Na rijp gezinsberaad (de 100% of de 90% met een klein beetje suiker bij?) gaan we uiteraard voor de net iets zoetere variant en kopen we een potje, rechtstreeks van de boom.

Op de terugweg naar huis stoppen we nog een laatste keer bij de floating market, waar we op de ananasboot - na een proeverij op het dek - eens mogen binnenkijken. De marktkramers leven op deze bootjes, doodeenvoudig, op een paar vierkante meter, maar toch ook huiselijk. Ze koken op het achterdek op een gasvuurtje, er staan plantjes op het dak, er liggen wat zonnepaneeltjes en een kleine batterij voor extra stroom, twee hangmatjes, een tank met vers water, een kast met kleren, overal ananas op de grond en foto’s aan de muur van de kinderen en de kleinkinderen. Die werken in de stad, vertelt de gids, omdat ze daar beter hun brood kunnen verdienen. De opvolging is verre van verzekerd en ook deze floating markt zal vermoed ik over een jaar of 10, 20 net zoals de meeste andere in Azië wellicht verdwijnen. Blij dat we’m nog gezien hebben.

We rusten in de namiddag wat uit in onze homestay en duiken ‘s avonds een laatste keer de stad in, deze keer richting night market aan de rivier. Die stelt niet zo heel veel voor, al vergapen we ons wel aan alle kitscherige verlichting op grote hotel-achtige boten die dan met heel luide muziek een stukje gaan varen, kwestie van de hele stad wakker te houden. We beginnen ons af te vragen wanneer ze hier in Vietnam eigenlijk slapen en vermoeden altijd en nooit. Iedereen legt zich af en toe tussendoor ergens te pitten, maar of het nu 3 uur ‘s nachts is of 3 uur in de namiddag, er is altijd wel ergens eten, koffie of karaoke. We stappen een restaurantje binnen, zetten ons aan een laag tafeltje en grillen ons vlees boven een stenen pot gloeiend hete kolen. De meeste Vietnamezen nemen dat als voorgerecht en sluiten vervolgens af met hotpot (alsof je op een avond gourmet én fondue zou doen), maar de dag heeft voor ons al lang genoeg geduurd. Morgen reizen we verder. Gaan ook mee: twee teenslippers die de tocht doorheen het stilstaand water op de cacaoplantage zeer matig verteerd hebben en echt úren in de wind stinken. 300% cacao, dat wordt gezellig in de bus!

Next
Next

‘Are you guys dead yet?’