‘Are you guys dead yet?’

We hebben in Australië vrolijk wat kilometers zitten vreten waardoor we nu een lange vlucht voor de boeg hebben om in Vietnam te geraken. Een kwartiertje voor middernacht stappen we op onze 8 uur durende vlucht, met een low-cost maatschappij, naar Ho Chi Minh. Dat vraagt om een Sedistress pilletje.

Om middernacht stijgen we op, en het skyteam ziet eruit alsof ze dringend toe zijn aan een betoging voor wat betere arbeidsvoorwaarden. De safety instructions, daar beginnen ze zelfs niet meer aan. Ter vervanging zetten ze eenzelfde nummer eindeloos op repeat. We hebben het gevonden op youtube, dus bij deze, luister zeker eens naar deze geweldige oorwurm! Ga zeker door tot de eerste strofe voor de safety-rap.

https://youtu.be/a9W3g6QZYTI?si=UKUQ0k0zBsjYhB6s

Rond een uur of 2 ‘s nachts krijgen we nog een bakje spaghetti of pikante fried rice (dat Sam zonder verpinken integraal naar binnen speelt) en dan gaan gelukkig toch de lichten uit. Het is zwetend warm op het vliegtuig, dus iedereen friemelt erop los, gaat naar de wc - die overigens net naast de nooddeur is, waardoor ik op een gegeven moment een half slapende man zowat tegen die deur zie staan leunen - kortom, slapen doe je niet op zo’n vlucht. Om 6 uur gaan de lichten weer aan om iedereen opnieuw een bakje rijst aan te bieden waarna het licht terug uitgaat om tenslotte 2 uur later opeens weer aan te springen om de landing aan te kondigen.

We vliegen 3 uur terug in de tijd, dus om 5 uur ‘s ochtends, nog voor de zon, landen onze wielen op de Vietnamese tarmac waarbij Robin in mijn arm knijpt en lacht ‘joepie, we zijn in Vietnam’. Wanneer we veilig geland zijn, toont Senne me nog wat leuke video’s van geweldige onweders waar we door zijn gevlogen. Maar het moet gezegd, de vlucht verliep best wel smooth zonder al te veel turbulentie. Geef dat team snel wat loonsopslag, zou ik zo denken!

We landen in Ho Chi Minh, maar houden de exploratie van deze grootstad voor binnen een paar dagen want eerst willen we wat zuidwaarts afzakken, naar de Mekong Delta. Om daar te geraken zoeken we een lokale bus naar Ben Tre, een rustiger oord op het platteland. We staan te wachten in het busstation, dat eigenlijk gewoon een garage is, waar ook een kip en een naakthond rondlopen. Dit moet Vietnam zijn.

De bus kost 3 euro, en we delen hem met een paar oude koppeltjes en een monnik. Niemand spreekt Engels. Terwijl we door Ho Chi Minh rijden zien we de beeltenis van Uncle Ho overal, het lijkt alsof hij nog moet herverkozen worden - ware het niet dat we tijdens onze vorige reis zijn vakkundig gebalsemd lichaam hebben bezocht in zijn mausoleum in Hanoi. We rijden kriskras door de stad om mensen op te pikken, slalommend tussen de brommertjes. Echt stoppen doet de bus niet, hij vertraagt hoogstens een beetje waarna er iemand inspringt en meereist. We passen niet met onze knieën tussen de zetels, maar dat weerhoudt Senne en ik er niet van om vol lof Vietnam en haar gekke gewoontes en bewoners te bejubelen.

Echter, het volgende uur begint de chauffeur als een gek te toeteren en iedereen voorbij te steken. Senne en ik wisselen een blik over deze rijdende doodskist, en stellen onze mening lichtjes bij. Het helpt ook niet wanneer we enkele kruispunten verder een aangereden brommer op de grond zien liggen. Kortom, veel emoties en het is nog niet eens 9u... Na een uurtje of 2 arriveren we veilig en wel bij de Nam Hàm Luông Homestay, heerlijk in de natuur. De rest van de dag liggen we uitgeteld in onze Instagram-proof bakstenen bunker.

De homestay heeft een prachtige tuin, waar alle bomen gelabeld zijn en we het fruit van de bomen mogen plukken. Er is een buitenkeukentje waar meestal wat coconut blaren op liggen te roken om de muggen te verdrijven. Door de tuin lopen wat modderbeekjes waar we visjes zien die met hun 2 vinnen op het land wandelen. Ik geloof mijn ogen niet, de evolutie is hier gewoon nog bezig.

De tuin komt uit aan de oever van de Mekong. Die is enorm breed en aan de randen zijn er overal waterlelies. De Mekong is een indrukwekkende rivier, maar ook heel bruin. Dat hadden wij al mogen ervaren toen we met de slowboat 2 dagen van Laos naar Thailand reisden, maar blijkbaar komt niet iedereen goed voorbereid want bij de reviews van deze homestay schreef een zekere gast: “de Mekong is een vuile, bruine rivier, helemaal niet zoals op de foto’s, laat je niet vangen. 3 punten op 10.”

We zien bij het inchecken eventjes een vrouw die Engels praat, maar nadien moeten we het stellen met een grappig duo van twee kettingrokende mannen die zich enkel met behulp van Google Translate verstaanbaar maken. Dat zorgt voor vreemde conversaties. De tweede dag doen we een uitstap en wanneer ik nadien in de namiddag eventjes in de tuin ga zitten om wat in mijn boekje te schrijven, komt hij met zijn gsm bij mij: “you have been sitting here since this morning, don’t you remember?” Help, ik zit in een David Lynch film.

De tweede dag zijn we goed uitgerust en staan we om half 8 klaar voor een uitstapje op de Mekong rivier. We gaan het platteland en zijn bedrijvigheid gaan ontdekken. Maar eigenlijk kan ik kort zijn: er is coconut, coconut en coconut. Het hele platteland staat vol met kokosnootbomen, we varen ertussen en stoppen bij een eerste plek waar ze coconut milk en coconut candy maken. Sommige locals breken tot 1000 of meer kokosnoten open per dag.

Daarna varen we verder naar de volgende plek waar we onze eigen kokosnoot van de boom mogen wringen en nadien krijgen we ‘m met een rietje voorgeschoteld. Ze maken ook rice paper, die we zelf ook mogen stomen. De lepel is van kokosnoot gemaakt, maar om de pannenkoek los te maken gebruiken ze een stukje sanitaire buis. Traditie en vooruitgang.

Het is een gezellige boel, en naast onze kokosnoot-met-rietje krijgen we ook wat traditionele rice wine voorgeschoteld. De boatdriver komt hier helemaal in zijn element en serveert ons het ene shotje na het andere. “Mǒt, hai, ba … dô!” en nog eens, en nog, en waarom ook niet …! Tot hij opeens zegt: “ok, nu heb ik teveel gedronken dus mijn zoon zal jullie naar huis varen”, waarna hij in zijn hangmat verdwijnt. Het zou in Australië gene waar zijn.

Het is in Vietnam ondertussen regenseizoen, toen we de weerapp checkten voor we naar hier kwamen, hadden we eigenlijk wat twijfels omwille van de voorspellingen, maar het zonnetje schijnt de hele dag en we zweten ons hier te pletter in deze vochtige warmte. Af en toe trekken we ons een paar uur terug in onze airco kamer om te bekomen. Al kan dat ook van het eten zijn, want dat wordt hier in royale porties geserveerd.

In de namiddag nemen we de gratis fietsen in onze Homestay en trekken we erop uit voor een rondje in het dorp met als bedoeling een plek te vinden waar we fresh spring rolls kunnen eten, we zijn tenslotte in Vietnam en onze verwachtingen zijn hoog. De fietsen zijn een stel aftandse mountainbikes en het is wat gedoe om te vermijden dat onze lange broeken er tussen draaien. Voor alle duidelijkheid; het is hier dus tropisch warm, we zweten ons kapot, maar aangezien hier vorige maand nog een dengue uitbraak was, zijn we niet van plan onze ledematen te ontbloten. De dengue mug is een gestreept klein mugje van niet meer dan 5mm, een tijgermug dus. We zijn gevaccineerd tegen vanalles maar niet tegen dengue, dat vaccin bestaat vooralsnog nog niet. Deze tijgermug houdt van water (en we zitten in de Mekong delta, omgeven door riviertjes overal) én is actief in het wet season, dat zijn dan 2 checks, Michel!

Na 100 meter zien we naast de hoofdweg (dat overigens ook al een klein weggetje is) een klein paadje en besluiten langs deze feeërieke off-road te gaan. De baantjes kronkelen door kokosnootbomen, langs de Mekong en tussen de huizen, verscholen tussen de palmen. Soms loopt de weg echter dood en moeten we omdraaien. Op een gegeven moment passeren we een stel blaffende honden, en onze adrenaline-meter gaat al wat in de hoogte, maar ze lijken slechts te blaffen en terug naar hun oprit te lopen. So far so good. Toch, we komen er veel tegen en als het paadje opnieuw stopt en een hond achter een hek wild staat te blaffen en zijn tanden onder het hek laat zien is de spanning te snijden. Robin stopt omdat haar broek tussen het wiel draait. Sam en ik zien op hetzelfde moment dat die hond erin geslaagd is zich door het hek te murwen en Sam krijgt een klein paniekaanvalletje. “Rijden! Niet stoppen! Rijden!” We koersen verder, Robin met een broek die nu over gans haar kruis gescheurd is, en nog geen 50 meter verder valt mijn ketting eraf. Jongens toch. De hond is gelukkig nergens meer te bespeuren en terwijl we de ketting erop leggen proberen we de kalmte te hervinden. We keren uiteindelijk terug naar de hoofdweg en laten de feeërieke route voor wat ze is.

Het is dik 2 uur als we in het centrum arriveren en de meeste restaurants zijn dicht, of tenminste dat interpeteren we zo als ze met Google Translate laten weten: ‘de middagveiling is afgesloten.’ We vinden nog een gezellig plekje waar we noodle soep bestellen, met enkele onbekende ingrediënten in, die we toch wijselijk laten liggen. Daarna keren we, braaf langs de hoofdweg, terug naar de Homestay. Genoeg avontuur voor vandaag. En Robin haar poep doet dagen later nog zeer.

We blijven hier in totaal twee nachten en reizen daarna verder naar Can Tho, eveneens aan de Mekong Delta, nog iets zuidelijker. De laatste dag staan we op ‘t gemakske op, doen we wat homeschoolen en eten we ‘s middags nog eens in de homestay alvorens de volgende reis aan te vatten. Terwijl we afscheid nemen doen we nog een laatste ‘gesprekje’ met de man van de homestay en zwaait hij ons uit met zijn translate app met de gevleugelde woorden: “Are you guys dead yet?

Liefs,

PS Geef toe, het ziet er ook een Lynchiaans figuur uit - de rechtse

Previous
Previous

Can Tho

Next
Next

Laatste bestemming down under: Brisbane