Chill in Townsville
De trip naar Townsville is onze eerste kennismaking met de Australische spoorwegen. De Spirit of Queensland galoppeert op zo’n 25 uur tijd van Cairns helemaal naar Brisbane, dus dan moet je de reizigers onderweg ook wat entertainen natuurlijk. De conducteur (enfin, een van de vier, aan spoorwegpersoneel geen gebrek hier) doet dat door om zo ongeveer om het uur de micro ter hand te nemen en wat te vertellen over “the beautiful town of Babinda on your left hand side”, de hoogste berg in Tully of de geschiedenis van de suikerplantages. Heel grappig en ook een uitstekend idee voor de treinen bij ons, dames en heren, zometeen komen we aan in het pittoreske Beveren, parel van het Waasland, als u nog geen plannen heeft deze namiddag, het Wilhelmietenklooster is waarlijk de moeite. Ik zou niet twijfelen. De twee andere conducteurs komen rond om het ontbijt op te nemen, je kan je bagage op voorhand inchecken, er is onboard entertainment, kortom alles is tot in de puntjes geregeld, tot op het onnozele af. In de treinbrochure die in elke stoel zit ontdekt Griet een pagina die waarschuwt dat “Train travel can be tricky! Trains can sway unexpectedly. Act safe. Arrive safe.” Ergens onderweg verkondigt een automatische stem ook “Please stay on board of this train, unless you reach your destination.” Gelieve niet uit het raam te kijken, tenzij u iets wil zien dat zich buiten de trein bevindt. Die Australiërs en hun rules and regulations, ‘t is me wat. Als je hier van de bushalte 30 meter moet stappen naar het volgende vertrekpunt, vraagt de buschauffeur om “mindful” te zijn voor “any bumps or irregularities on the way”, terwijl er een perfect normaal voetpad ligt. Je mag hier sterven door dodelijke slangen, spinnen, uitdroging in de woestijn of moordlustige haaien in de zee, maar verdomme niét door domweg te struikelen.
Townsville is de grootste stad in North-Queensland, maar ze lijkt ons op ‘t eerste zich veel chiller dan Cairns. Ze zou volgens de Lonely Planet ook very walkable moeten zijn, dus wij voegen de daad bij het woord door gepakt en gezakt van de trein 2 kilometer naar ons hotel te stappen. Coastal Breeze heet het. Klinkt geweldig, is het niet. ‘t Blijkt een kamer in een appartementsblok te zijn en volgens mij zijn we er de enige toeristen. Proper, dat zeker, maar zonder terras of plekje om buiten te zitten, met aan de straatkant achter een metalen hek een zwembad ter grootte van een plastic plonsbadje. We hebben geen tafel, niet eens een stoel en het raam kan niet open. Twee (kleine) tweepersoonsbedden, een microgolf, wat bestek, een stoffen zetel en een badkamer, alles op een vierkante meter of 24, dat wordt het voor de komende 4 nachten. De eigenaars blijken - behalve enkele geautomatiseerde berichten op Booking.com - ook totaal onbereikbaar, dus Griet laat de hoop op propere handdoeken (“jawel, jawel, ze komen hier kuisen!”) na dag 3 ook varen. ‘t Positieve is dat ze precies ook niet echt doorhebben dat wij daar zijn, want ze hebben ons ook te weinig aangerekend (we blijven er 4 nachten voor de prijs van 2). Ik mag van Griet geen negatieve review schrijven, omdat ze anders misschien alsnog achter ons geld gaan aankomen, dus vergeet al wat hierboven staat, ‘t was er ongelofelijk prachtig!
We beslissen om niet teveel tijd door te brengen in onze cel en wandelen naar het strand. Daarbij passeren we langs de tourist office van Townsville, waar ze duidelijk superblij zijn dat ze eens wat volk zien. Een oud madammetje met paars haar begint ons echt álles uit te leggen wat er te doen is deze school holidays. Magnetic Island, om de koala’s te zien uiteraard, maar ook het Museum of Tropical Queensland “where your kids can put their head in a bowl of fruit and then take funny pictures”, self-guided historische wandelingen langs de rivier, een onderwatermuseum, het kan niet op. We bedanken haar vriendelijk en wandelen verder door Flinders Street langs enkele laat 19de eeuwse koloniale gebouwen verder naar de kust. Daar is ‘t inderdaad plezant strolen, rustiger en een pak minder toeristisch dan Cairns. We eten een megalekker ijsje bij Juliette’s en eindigen bij de Strand’s Rockpool, een lagoon (de zee zit wederom vol gevaarlijke kwallen) waar Sam en Robin in het water springen. Het madammetje met paars haar is het vergeten vertellen, maar het blijkt hier op dat moment ook de Police Remembrance Day te zijn, dus we krijgen er een fanfare met doedelzak en een erehaag bovenop. Dit is met voorsprong de veiligste plek waar we ooit gezwommen hebben. Op de terugweg nemen we nog de foto die iedereen neemt met de lichtgevende Ocean Siren, het enige kunstwerk van het onderwatermuseum dat je kan bekijken zonder te duiken.
Omdat wij musea liefst bovengronds doen, gaan we de volgende dag naar het Museum of Tropical Queensland. Zelfs de kinderen zien dat zitten, want het madammetje met paars haar had ons verteld dat er ook een expo was over James Cameron en die heeft tenslotte Avatar gemaakt. Aangezien het schoolvakantie is, blijkt er ook een leuke kinderactiviteit te zijn, namelijk ge-3D-printe onderwaterfiguurtjes schilderen. Om god weet welke reden boeken we daar 4 plaatsjes, dus plots zit ik aan een veel te lage tafel met slechte stiften een plastic miniatuur duikershelm te kleuren. Tot overmaat van ramp heeft het ding nog een magneet ook, dus ‘t zal in de Zonnebloemstraat gegarandeerd nog ergens tegen onze fotopaal hangen ook, kwestie van er elke dag op te moeten kijken. Gelukkig slagen Sam, Griet en Robin er wél in om met de juiste focus mooie visjes te maken. Ik wandel ondertussen al verder naar de expo’s, de eerste over de HMS Pandora, een schip dat hier in 1791 op de klippen gelopen is, nadat het de muiters van de Bounty terug naar huis moest brengen. ‘t Is een fascinerend avonturenverhaal, cool gedocumenteerd en verteld, dus ook Sam en Robin zijn helemaal mee. De tijdelijke expo over James Cameron is ook echt ongelofelijk. Niet te vatten hoe 1 iemand in z’n leven Terminator, Alien, Titanic en Avatar kan maken en tegelijkertijd de meest knettergekke diepzeeduiken bedenkt, plant, ontwikkelt en uitvoert. Het museum toont kostuums uit Titanic en Avatar, miniatuur-sets, z’n schetsen (blijkt hij ook nog eens geweldig te kunnen tekenen), camera’s die hij uitgevonden heeft, duikboten en beeldmateriaal over z’n megalomane filmprojecten en onderwaterontdekkingen. Heel cool. En alsof dat nog niet genoeg is, is er op het tweede verdiep ook nog het science center en de fruitschaal. We steken ons hoofd erin en we trekken een foto. “Volgens mij zijn we nog nooit zo lang in een museum geweest”, aldus Robin. Top activiteit.
De volgende dag staan we vroeg op voor de reden waarom we eigenlijk in Townsville zijn: koala’s spotten in het wild! Dat kan op Magnetic Island, slechts driekwartier met de ferry van Townsville. James Cook z’n kompas geraakte er ooit danig in de war - vandaar de naam - maar wij varen er gelukkig wel recht naartoe, zij het met kleine oogjes, want zoals alle wildlife spot je ook koala’s het liefst heel vroeg op de dag. Op Magnetic Island kan je je vrij makkelijk verplaatsen met de bus, alleen rijdt die niet echt vaak, dus er komt een beetje planning bij kijken. We beginnen bij de populairste wandeling, de Forts Walk, waar je meteen ook het meeste kans hebt om de beestjes te zien. Echt rustgevend is dat tochtje niet: we weten niet wat we moeten verwachten, of we hoog of laag moeten kijken, of we al te laat zijn, of je er altijd ziet of soms niet en of een koala een geluid maakt en zoja: welk? ‘t Is 9u, maar ‘t wordt vrij snel behoorlijk warm en de weg gaat ook stevig op en neer. Af en toe kruisen we andere wandelaars die er niet bepaald vrolijk uitzien, dus we beginnen er al een beetje voor te vrezen, tot een Fransman blijkbaar de wanhoop op onze gezichten afleest en ons in het voorbijgaan vertelt dat “zhere is one over zhere, a lizzle biz furzher!” Hop, de pas erin, en inderdaad, achter een bocht waar al wat volk staat te kijken, op z’n dooie gemak, slapend in een boom, het chillste beest ooit: onze eerste koala in het wild. Hij (of zij) hangt er zo geweldig op z’n gemak dat ‘t op ‘t eerste zicht even goed een pop zou kunnen zijn, maar gelukkig beweegt hij toch ook een keer of twee. We blijven er lang zitten en bekijken ‘m vanuit elke hoek, gewoon, omdat hij er zo gelukzalig uitziet.
‘t Zal uiteindelijk bij dat ene exemplaar blijven, maar dat maakt niet uit, de dag is nu al geslaagd. We zouden gewoon rechtsomkeer kunnen maken, terug naar het begin, maar omdat dat een beetje saai is, wandelen we na de Forts wandeling via Radical Bay verder naar het noordelijkste punt op het eiland om iets te eten en wat te zwemmen. Dat is in totaal slechts 6 km extra, maar de weg blijft klimmen en dalen en we hebben er ook wel al een stevige voormiddag opzitten. Na een korte pauze in Radical Bay sleuren we onszelf de laatste berg over en komen uitgeput aan in Horseshoe Bay. We tanken energie met taco’s en quesadilla’s en springen in de bewaakte zone in de zee, waar er volgens het bordje een low risk op stingers is. Geen very low risk en de beloofde stingers-nets zijn ook nergens te bespeuren, maar goed, ‘t is warm, de locals duiken erin en yolo! (Robin is er nog niet helemaal gerust op, als we ‘s avonds terug thuis zijn en haar keel doet een beetje pijn, vraagt ze of dat zou kunnen zijn door een mogelijke kwallenbeet eerder op de dag).
De bus voert ons terug naar het zuiden van het eiland, waar er in Nelly Bay een mooie snorkel-trail zou moeten zijn, die met gele boeien in het water is aangegeven, best bij hoog tij, timecheck? Zeker! We huren in de plaatselijke hostel vier snorkelmaskers (en twee rubberen “noodles”, zoals ze dat hier noemen, voor Sam en Robin, om te blijven drijven), springen het water in en zwemmen vol goeie moed naar de eerste gele boei, op zo’n goeie 100 meter van ‘t strand. Griet heeft er vrijwel onmiddellijk stevig de pest in. Om te beginnen is er vrijwel niets te zien - hoe verder we ‘t water ingaan, hoe minder - de golven zijn te hoog en ‘t is totaal onverantwoord en levensgevaarlijk, godverdomme, dat ze ons zo ver laten zwemmen, onnozelaars, in dezelfde zee waar dan ook nog eens al die dodelijke kwallen zitten, “verdomme, ik wil een noodle!” Waarop Sam: “Je mag de mijne hebben, ik blijf toch gemakkelijk drijven.” “IK WIL UW NOODLE NIET!”, waarop iedereen de slappe lach krijgt. Robin, Sam en ik zwemmen nog een boei verder, maar boeiender wordt het daar niet. Na een half uurtje geven we ‘t op. Terug aan land proberen we uit te maken of we nu wel naar de juiste gele boeien zwommen, want verderop in zee liggen er nog een paar. Dat blijken echter de shark bait buoy’s te zijn. Daar hangen ze dus blijkbaar vlees aan om haaien te lokken, zodat die niet verder naar het strand zwemmen, omdat ze ervan uitgaan dat die haaien dan denken: “lekker, genoeg”, in plaats van “lekker, benieuwd of er nog meer is”. We hebben veel vragen, niet in het minst waarom ze die boeien in godsnaam óók geel verven…
In principe zouden we nu de bus terug moeten nemen om de ferry van 17u te halen, maar we laten ons enkele haltes verder afzetten in Geoffrey Bay, omdat je daar zo rond 16u30 met wat geluk rock wallabies kan spotten. Die beesten hebben ons in Simpson’s Gap vlakbij Alice Springs al een keer liggen gehad door zich niet te vertonen, dus dat lappen ze ons geen tweede keer. ‘t Is een redelijk dwaas idee, want als we van de bus stappen hebben we exact 34 minuten om de pier op te lopen, een rock wallaby te zien, om te keren en te spurten richting de volgende bus terug. Op de pier zien we inderdaad veel rocks, maar geen wallabies. ‘t Is wellicht te vroeg, de zon staat nog te hoog, te warm, te winderig, misschien komen ze niet buiten zonder noodle, wie zal het zeggen, bestaan die beesten eigenlijk wel, kom, we moeten nu echt terug. En dan plots op de parking van de pier, alsnog! Het beestje (een soort kruising tussen een kangoeroe en een possum) is redelijk tam, wordt gevoed door een Australische vader en z’n zoon en blijft rustig zitten als we dichterbij komen (tot Robin haar hand uitsteekt, net op ‘t moment dat het zoontje wat voedsel wil geven, sorry, mijnheer, maar onze bus vertrekt, veel succes, hij komt wel terug, daag!)
Of ze er iets mee wil zeggen weten we niet zeker, maar Sam heeft de activiteit gekozen voor de laatste dag Townsville en het is: een escape room! Dat hebben haar ouders nog nooit gedaan, dus hoog tijd om ze dat eens te laten zien. Onze reisleider heeft vakkundig vooronderzoek gedaan: er zijn twee escape rooms in Townsville, maar de ene krijgt betere reviews dan de andere, de meest recente beoordelingen zijn allemaal positief en ze hebben drie verhalen, waarvan er twee niet te moeilijk zijn voor newbies zoals haar ouders en twee niet te eng voor broekschijters zoals zij en haar zus. De keuze valt finaal op The Great Western Heist, waar deze vier Belgen zo snel mogelijk een bank moeten beroven en vervolgens moeten ontsnappen. Of zoiets. In de praktijk moeten we in een kleine kamer vooral veel codes en puzzels oplossen waarmee we dan sloten kunnen openen van kastjes en deuren die dan weer andere codes bevatten etc… Er wordt wonderwel samengewerkt en we gaan goed vooruit, al denken Sam en Robin de hele tijd dat er ergens super griezelige levende poppen van achter een deur gaan springen. Uiteindelijk ontsnapt Team Guns met slechts een paar extra hints op 43 minuten mét het geld uit de bank. Alvorens we wegvluchten uit Townsville gaan we met de buit nog een laatste ijsje eten in ons favoriet etablissement, terwijl we wat homeschoolen op het terras, omdat je van alleen banken beroven later toch moeilijk rondkomt. Als alle rekenoefeningen zijn opgelost, schuiven we een Italiaans terrasje op naar links, van het beste ijs naar de beste pasta van deze reis. So long, Townsville, het hotel was scheef, maar al de rest was heerlijk. Morgen een hele dag op de bus, op naar Rockhampton!