Rocky

Tijdens de Koninging Elisabethwedstrijd eerder dit jaar bleken Griet en ik in de zaal te zitten naast een baron, waarop Griet fluisterde dat dat waarschijnlijk de rijkste man was naast wie ze ooit gezeten had. Dat gaat nu niet meer op, want tijdens de busrit naar Rockhampton zitten we achter een vrouw die haar eigen eiland heeft en volgens mij is dat meer dan de baron. Het is een oudere, iets bredere dame en ze stapt op met nogal veel bagage en een hete kop koffie. Dat lijkt niet echt vlot te lukken, dus ik vraag of ik haar kop koffie even moet vasthouden. Wat vervolgens begint met een beleefde “How are we today?”, wordt al snel een heel verhaal dat ze over haar schouder tussen ‘t spleetje in de twee zetels voor ons begint te vertellen. Ze spreekt stil en is moeilijk te verstaan, maar ik probeer af en toe toch in te pikken. Ze is al een tijdje onderweg, vanuit Mount Isa (“Oh, yes, we’ve been there!”, zeg ik) en ze gaat haar dochters bezoeken in Rockhampton, Adelaide en Sidney. Zelf woont ze in “The Gulf” en als ik haar vraag in welke city, schiet ze in de lach. Ik verbeter me en zeg “Well, I mean town”, waarop zij zegt “It’s not even a town. It’s a bush!” Vlakbij de Calvert River. De inheemse naam kan ik niet verstaan. En dan vertelt ze dus dat haar vader haar dat stuk bush heeft nagelaten “and also an island. It’s our land, you know.” Haar eiland ligt vlakbij Mornington Island (“you can fly there from Cairns”) en ik vermoed dat ze Sidney Island bedoelt. Ze wil er iets beginnen voor toeristen - aha, dit is een soort marktonderzoek - en er authentieke tours organiseren met de Aboriginals. Ik vraag haar wanneer ze ermee wil beginnen (ze lijkt me al redelijk op leeftijd) maar haar plannen zijn concreet: “Next year, maybe, that’s why I’m visiting my daughters. We’re gonna start small and cheap, $100 a night maybe and then when lots of tourist come maybe charge more.” Klinkt als een goed business-plan, zeg ik. De plaatsen om te overnachten moeten steviger zijn dan tentjes, want daar zouden de krokodillen je wel eens durven uit sleuren, “which is bad for business.” Containers, bedoelt ze, die gaan immers ook niet vliegen als er cyclonen zijn in wet season.

‘t Is tof om eens een gewoon gesprek te hebben met een gewone Aboriginal vrouw (zo noemt ze zichzelf) over gewone dingen. In zoverre je de opstart van een toeristisch resort door een 60 plusser met een eigen eiland gewoon kan noemen natuurlijk. Het gesprek valt even stil en dan meandert ze plots naar ergens helemaal anders. “In our culture”, zegt ze, “you can never, NEVER speak to your mother in law.” Ik weet niet waarom ze me dat precies vertelt, ik ken haar dochters niet en heb ook niet meteen plannen in die richting. Maar ze maakt zelf een brugje naar haar dochter, die blijkbaar samen is met een witte Australiër en die haar dus heel beleefd gevraagd had of dat betekende dat hij dan nooit met haar mocht praten, waarop zij heel streng “NEVER!” had geantwoord, waarop ze keihard in de lach schiet. “It doesn’t count for him, of course, he’s not from an Aboriginal tribe, hahaha, but I told him: NEVER! Haha!” ‘t Is een grappige madam en ik beloof haar dat we ooit terugkeren naar de Calvert River en haar eiland. Als we ‘t tegen dan nog kunnen betalen, natuurlijk.

De bus naar Rockhampton dus. Dat is een rit van ongeveer 11 uur vanuit Townsville. Aan al wie dit leest en al wie we later nog zullen spreken over deze reis zouden we graag ook even laten weten dat wij er ons van bewust zijn dat de Whitsundays tussen Townsville en Rockhampton liggen en dat je dat echt, echt gezien moet hebben en dat wij dat dus echt, echt niét gaan zien. We weten het, ja. Iedereen spreekt er ons onderweg immers voortdurend over aan: “Oh you’re traveling the coast, did you see the Whitsundays?” NEE! 'T is schoolvakantie en er was geen plaats meer op 't strand. Bovendien is het ongetwijfeld prachtig wit en azuurblauw enzo, maar dat je er niet geraakt met een publieke ferry en enkel met een hele dure day-tour op een veel te fancy boot vinden wij volstrekt belachelijk. We willen al niet meer naar de Whitsundays, jong, onnozel chiqué-strand. Recht naar Rockhampton! Bekend om zijn Steenbokskeerkring! En nog zodanig veel minder dat we er zeker 1 dag plannen te blijven!

‘t Is vroeg opstaan, maar de busrit verloopt al bij al vlot. Tegen de avond arriveren we redelijk gaargekookt op 23,5 graden zuiderbreedte in Rocky, zoals ze dat hier noemen. Omdat we de hele dag eigenlijk niet echt iets deftig hebben gegeten, besluiten we dat patroon in de avond aan te houden en gaan we voor de eerste McDonalds van deze reis. We bestellen ‘m zoals het hoort, met kousen in sandalen, en zoals steeds stelt het niet teleur: iedereen blij en excited tot aan de eerste hap en dan onmiddellijk spijt. We nemen een Uber naar onze slaapplek en dat is voor het eerst deze reis een motel. Het Sun Palms Motel wint geen prijs voor sfeer en gezelligheid, maar in vergelijking met Townsville hebben we zowaar een tafel en wat stoelen én Sam en Robin krijgen elk een eigen bed, dus we vinden het grote luxe.

Griet heeft een leuke plek gevonden om de volgende dag te brunchen, Birdies, met Vietnamese specialiteiten. ‘t Is dan bijna tijd dat we hier weg zijn en de westerse keuken weer kunnen inruilen voor oosterse heerlijkheden. We nemen de bus van aan ons motel en wandelen na de brunch wat rond in de stad, richting de Fitzroy-river. We vragen ons af wie hier woont en wat hen drijft, want bruisend en levendig zouden we ‘t nu niet meteen noemen. “Not much going on here”, zegt onze Uber-driver later op de weg terug richting ‘t motel, “but it’s getting better.” We hopen het voor hem. Gelukkig spotten we onderweg nog eens de zwartkeelorgelvogel, met z’n zotte zang-improvisaties. De pied butcherbird ziet er redelijk gewoontjes uit (als een soort zwart-witte kraai) en huppelt hier vrij courant rond in Australië. Helaas ook énkel hier, en da’s spijtig, want z’n prachtig gefluit is echt heerlijk om mee wakker te worden. Naast de rivier ligt het Rockhampton Museum of Art en dat blijkt - tot ontsteltenis van Sam en Robin - gratis te zijn, dus we wandelen even binnen. “Dit is nu eens het soort museums waar ik echt niets aan heb”, aldus Robin. Helemáál ongelijk kan je haar niet geven, want er is ook niet zo heel veel te zien.

We drinken nog een koffie en spelen een spelletje, alvorens we terugkeren richting ons motel, met een korte tussenstop bij het Explore Rockhampton Information Center, waar je een certificaat kan aanvragen om officieel aan te tonen dat je hier de Steenbokskeerkring bent overgestoken. “Dat is een denkbeeldige cirkel die ze rond de aarde getrokken hebben”, aldus Griet. Ik probeer ‘m iets minder denkbeeldig te maken door in een korte extra les Aardrijkskunde uit te leggen dat het te maken heeft met de aarde die 23,5 graden “scheef” staat en dat het daarom hier nu ook lente is in plaats van herfst. Als ‘t bij ons (in België) winter is, staat de zon hier net het hoogst, op 22 december zelfs loodrecht boven de aarde, wat je goed kan zien op de gigantische zonnewijzer die ze hier gebouwd hebben. De Steenbokskeerkring markeert het meest zuiderse punt op de aarde waar dat gebeurt, net zoals de Kreeftskeerkring (op 23,5 graden noorderbreedte) het meest noordelijke punt aanduidt. België ligt op 51 graden noorderbreedte, dus bij ons staat de zon nooit recht boven ons en daarom is ‘t er minder warm (als ‘t al niet gewoon bewolkt is of regent natuurlijk). Zo, pennen neer, morgen toets en daarna rapport en officieel diploma van Steenbokskeerkringkruisvaarder. ‘t Is na onze roadtrip in de Northern Territories overigens al de tweede keer dat we die keerkring in zuidelijke richting oversteken, volgende reis gaan we voor de poolcirkel!

Terug op ons motel is ‘t nog maar eens van homeschoolen en de rest. ‘t Is best pittig met dat derde middelbaar. Sam heeft maar liefst 13 vakken en al die leerkrachten lijken er toch vanuit te gaan dat we dat hier allemaal opvolgen. We hebben een soort lessenrooster opgesteld waarbij we elke dag 1 vak proberen doen en aan de hand van de planner, de digitale boeken en mails op Smartschool trachten we het hier wat bij te houden, maar er zit een behoorlijk tempo in. Gelukkig zitten we heel af en toe eens op plekken waar er weinig te doen is. Na al dat schoolwerk is 't tijd voor een aperitiefje. Naast het Sun Palms Motel ligt een drive-through bottle-shop, een beetje het equivalent van smokers outside the hospital doors. Gelukkig bedienen ze deze twee dorstige Belgen per uitzondering ook te voet. Aan faciliteiten geen gebrek hier, want naast de drive-throuh bottle-shop ligt als bij wonder ook een Thais afhaalrestaurant. Griet krijgt haar curry niet op en bewaart een overschotje “voor morgen op de trein richting Hervey Bay.” Dat wordt de volgende bestemming. Met walvissen! En K’Gari, een eiland met een nog veel prachtiger wit strand dan de Whitsundays. De Whitwat? Ik ben ‘t al vergeten. Net zoals Rockhampton. Benieuwd of de curry opgeraakt!

Previous
Previous

Walvissen & 4x4’s

Next
Next

Chill in Townsville