Karumba en Georgetown
We zijn ondertussen in Queensland aangekomen, en doen onze laatste kilometers in de outback. Die loopt immers hier in Queensland gewoon door en trekt zich van de provinciegrens uiteraard niet veel aan. Het went wel moet ik zeggen, deze desolate eindeloze vergezichten en onze alleenheid. Uit de magnesium-pool herrezen vertrekken we vanuit Mount Isa naar Karumba in het noorden. Dat is wederom een rit van ongeveer 6 uur, maar met als eindbestemming de zee, namelijk de Golf van Carpentarië. Na al dat rode woestijnzand is dat een heerlijk vooruitzicht! Onderweg rijden we door Normaton, één van de slapende stadjes rond een roadhouse, met van die saloon-achtige huizen. We merken dat het hier in Queensland ook heel normaal is om als cowboy gekleed te gaan, we zien echt mannen die zo uit een Western zijn weggelopen. Zonder dat er een verkleedfeest gaande is. The Marlboro Man. Hij bestaat. Die Queenslanders, het is me wat. In Normaton kunnen ze ook met iets spectaculairs uitpakken, namelijk Krys the crock! De grootste krokodil ooit gevonden. Daarvoor parkeren we onze mobilhome graag eventjes langs de kant! We vermoeden dat de artiest wat van zijn artistieke vrijheid heeft genomen bij het schalen van het monument, want deze crock zou niet hebben misstaan in het pleistoceen.
En het gebeurt. Het is van dat. Na 4000 kilometer rijden door Australië spotten we de eerste kangoeroe’s! Ze huppelen zomaar eventjes langs de weg, rechts en links. Het is zelfs spannend om ertussen te rijden. Ook op onze camping in Karumba zitten ze gewoon tegenover onze mobilhome, een beetje in het rond te springen. Heerlijk. Het blijken wallabies te zijn, verbetert de camping uitbaatster ons onwetende Belgen. Voor Sam blijven het trouwens simpelweg walibi’s. Karumba is ook een schot in de roos voor de vervollediging van ons vogelboekje. We zien super veel verschillende vogels, deze keer voornamelijk ’waders’, langs de waterplassen hier. Zoals de Brolga’s - wie bedenkt die naam eigenlijk? - Ze lijken wat op ooievaars, mooie grote slanke vogels, met een knalrode streep op het hoofd. Ooievaars van den Aldi. Brolga’s. Sam heeft blijkbaar goed opgelet tijdens de junglewandeling in Sulawesi, want ze heeft zich het trukje van onze gids Ina eigen gemaakt en fotografeert nu ook alle dieren door de gsm.
Senne zal het misschien proberen weerleggen maar we zijn opnieuw echt de enige niet-60 plussers op deze kleine camping. Benidorm. Het stadje (nuja, ik wil niet teveel overdrijven) heeft een super laid back sfeer en er is eigenlijk niet veel, 2 restaurants en de zee. We gaan de eerste avond van de prachtige zonsondergang-in-zee genieten in de Sunset Tavern, beslissen vrijwel onmiddellijk om niet meer te gaan koken in de mobilhome en bestellen wat vis om daar te eten. Helaas laten ze na een dik uur weten dat ze onze bestelling vergeten zijn, ze kunnen er nog aan beginnen, maar de chef voorziet dat het rond half 10 zal klaar zijn. We zijn allemaal een beetje moe dus we wandelen in het pikkedonker terug naar de mobilhome om er een simpel slaatje te eten. Het is zo donker op de terugweg dat Robin’s gedachten weer helemaal met haar aan de haal gaan. Het is het hoofd van een meisje van 11, dat opeens beseft hoe groot de wereld is, hoe groot het heelal, wat leven is en wat dood, en dan nog eens kilometers verwijderd van haar veilige huis en bed vol knuffels… we hebben er lange gesprekken over en doen af en toe wat mindful sessies. Sam is ook super lief en slaapt gewoon bij Robin in het bedje bovenaan de mobilhome. Dat scheelt wat gedoe om haar bed beneden te veranderen in een tafel, en weer een bed, en weer een tafel, enzovoort. Maar ik denk dat ze het ook gewoon heel gezellig vindt.
We blijven ook 2 nachten op de camping, en plannen tijdens onze chilldag een wandelingetje naar het stadscentrum, waar alle 487 Karumbianen wonen. De wandeling is slechts 3 kilometer, maar na een kilometer puffen in de zon, door iets wat lijkt op een verdorde Bourgoyen, beslissen we rechtsomkeer te maken en alvast opnieuw naar de Sunset Tavern te gaan. We zijn wat vroeg om al te eten, maar hebben gelukkig een nieuw gezelschapsspelletje mee (Cartographers) waaraan we kunnen beginnen. Geloof het of niet, tegen dat we een hongerke krijgen en een tweede poging doen om onze bestelling van gisteren te herhalen, blijkt dat er stroompanne is in de keuken. Andermaal geraken we niet aan onze Karumba King Salmon... De ober trakteert ons, uit schuldgevoel, op enkele drankjes waarna we naar de plaatselijk ‘frituur’ gaan voor een bakje fish and chips.
De volgende dag trekken we verder naar Georgetown, dat is slechts 3 uurtjes rijden. We rijden eerst zuidwaarts (weg van de kust) en dan oostwaarts, naar de andere kust. De grote rij-dagen zijn nu voorbij en het tempo kan weer naar beneden, hoewel we niet direct onder de indruk zijn van de wegen in Queensland. Vaak is er maar één rijstrook, met rechts en links wat rood zand waarin je moet manoeuvreren als er een tegenligger komt. En zo’n roadtrain is niet direct van plan om wat trager te gaan rijden als hij een witte familiemobilhome ziet. Af en toe krijgen we nog extra obstakels in de vorm van koeien die rechts en links langs de weg staan. Je ziet ze staren en denken ‘zou ik nu overspringen’ dus we rijden vreed op het gemakske.
De camping in Georgetown is opnieuw een kleine leuke camping. Er is geen zwembad, maar we mogen 50 meter verderop in het publieke zwembad gaan plonsen. Publiek, dat wil zeggen speciaal gebouwd voor het volledige aantal inwoners van Georgetown. Alle 254. Ze zijn er niet.
Die avond plannen we om ons vers gekocht stukje Australische steak op de grillplaat te leggen. Ik moet die plaat wel eerst grondig kuisen want de vorige griller heeft dat precies toch niet gedaan, dus ik schrob en schrob tot het wat deftig is. Nadien gooit Senne het stukje vlees erop, maar moet helaas na enkele pogingen het plan afblazen. De grillplaat blijkt niet warm genoeg te worden. We verhuizen met onze half gebakken steak en half gegrilde paprika’s en patatjes naar de indoor-campkitchen. Dat is helaas deze keer een container met TL licht, niet direct de meest sfeervolle eetgelegenheid, maar het vuur werkt tenminste wel. Wanneer we klaar zijn met eten en naar onze mobilhome wandelen zien we dat onze buurman, die ons nota bene de hele tijd gadesloeg terwijl we probeerden grillen, zijn vlezekes sissend op de grillplaat ligt te draaien. Met een monkellachje laat hij ons weten: ‘next time you better take the lid off’. We hadden onze steak op het deksel gelegd. Opnieuw doen we goed ons best om een eerste indruk van Belgische toeristen achter te laten. In onze verdediging: het was de eerste camping waar de grillplaat een deksel had. Tja.
Liefs,