The Barkly Highway: Warumungu en Mount Isa

Zo, Uluru, onze mythische eindbestemming is bereikt. Blijkt trouwens dat je Ulurú moet zeggen - of Urululu volgens Meme Toren :), maar we blijven het consequent wat Gentser uitspreken. Tijd voor onze volgende missie: de oostkust! Maar we zijn er nog niet. We moeten eerst van Ulurú terugkeren; 4u30 opnieuw omhoog langs de Stuart Highway, naar Alice Springs. Aangezien het zwembad daar op de camping voor de kinderen een schot in de roos was, keren we er gewoon terug. Hier begonnen ‘de koude dagen’, met als start de kleine storm waar we inzaten toen we hier de eerste keer incheckten - en bij het binnenrijden los in de beek reden. Deze keer schijnt het zonnetje. Naarmate we terug noordwaarts rijden worden de dagen weer warmer. Dat klinkt omgekeerd, en dat is het ook. We zijn de steenbokskeerkring overgestoken, het zuidelijkste dat gezin Guns ooit was - om vervolgens in het midden van de red desert van Australië een stijve nek te krijgen van de koude wind.

Misschien is dit ook het moment om het eens te hebben over de totaal van de pot gerukte alcohol policy die hier gaande is in Australië. Je kan nergens alcohol kopen, behalve in gespecialiseerde bottle shops. Daar dien je dan jouw paspoort te tonen alvorens je 6 blikjes bier mee naar huis mag nemen. Die bottleshops zijn echter niet in het weekend open, en in de week soms. We hebben veel gepland tijdens de reis maar als we bij een supermarkt stoppen (waar we telkens een voorraad eten kopen om enkele dagen toe te komen), blijken die bottleshops steeds dicht te zijn. Ook zo wanneer we toekomen in Alice Springs. Het is weekend, of woensdag, of vrijdag, geen idee, maar in ieder geval is er wederom niets open. Net naast onze camping vind ik echter een brewery! Niet dat we enige interesse hebben voor Australisch gebrouwen bier maar we slagen er toch in om daar 6 blikjes mee te krijgen. Al wordt je zo scheef bekeken dat je begint te twijfelen of je mogelijks een alcoholprobleem hebt. Senne en ik kunnen op de camping wel genieten van een fris pintje terwijl onze kinderen enthousiast de afwas doen.

Na een nachtje in Alice Springs zetten we de route verder naar Three Ways Roadhouse in Warumungu, een dikke 5 uur verder. Onze laatste stop op de Stuart Highway alvorens we naar het oosten zullen afslaan. We hebben enkele stevige reisdagen na elkaar. Er vallen immers toch wat kilometers te vreten voor we in het oosten opnieuw het tempo zullen verlagen.

Onderweg naar Three Ways stoppen we dan toch eens in Tennant Creek, dat beruchte stadje waarbij we de raad kregen “Don’t go there. Just don’t stop.” Ik zou zeggen dat onze exploratiedrang en nieuwsgierigheid het overwon, maar eigenlijk knipperde er gewoon een lichtje op het dashboard ‘add blue’. Dus houden we halt bij het tankstation van Tennant Creek. Alles verloopt daar behoorlijk rustig en normaal, maar je ziet wel dat er in het verleden al wat issues waren: de kassa’s in het winkeltje zijn volledig omringd met dik glas en ijzeren tralie, de man achter de kassa ziet eruit gelijk een Hell’s Angel zonder tanden - mogelijks ook een soort afweermechanisme. Rond de tankstations houden grote politiecamera’s alles in de gaten. Maar buiten wat technische strubbelingen om ‘blue’ onder onze motorkap te gieten, verloopt alles daar vlekkeloos.

Die lange ritten geven wel wat tijd voor overpeinzingen, zoals over de Northern Territory, waar we nu bijna mee klaar zijn. Het is echt een wijs gebied om door te reizen; en die uitgestrekte outback begint al direct nadat je Darwin verlaat. Je komt in een landschap terecht dat we eigenlijk nog niet eerder zagen; wild en ruig, woestijn, rode rotsen,... En dan valt ook de ontvangst weg terwijl je steeds verder rijdt, zodat het gevoel van desolaatheid direct binnenkomt. Of zoals Robin goed samenvat: ‘Sommige stukken hier zien eruit alsof de wereld ten einde is gekomen’. En dan opeens altijd de verlossing: een roadhouse voor onze boterhammekes. Ja, dat reizen, het is me wat. Je verwacht telkens een soort van voldoening ‘blij dat ik dit gezien of meegemaakt heb’ en dat is natuurlijk deels ook zo, maar tegelijkertijd zwaaien in je hoofd alle vensters en deuren open en zie je nog al die mogelijkheden :). In de kunst van het reizen haalt Alain de Botton aan dat veel van ons verlangen naar reizen voortkomt uit verbeelding en verwachtingen. Vaak is de voorstelling van een plek in ons hoofd intenser of poëtischer dan de daadwerkelijke ervaring als we er zijn. Ik heb het boek super graag gelezen, maar ik vrees toch dat ik hem, wat dit standpunt betreft, enigszins zal moeten tegenspreken. Onze verwachtingen worden hier volop ingelost!

Nu we hier in de center of the center zijn, zoals bij een roadhouse wordt aangegeven, zien we echt verrassende bezoekers. Om te beginnen vooral veel roadkill - voorlopig is het nog even wachten op de eerste springende kangoeroe-, maar we zagen tijdens de rit ook emoes en kamelen langs de weg. Sam, die zich stilletjesaan opwerpt als de cameraman/spotter van de reis kan de kamelen nog net fotograferen terwijl Robin roept: ‘kamelen, echt? Waar?’

Maar het gekste is hier zonder twijfel: fietsers! Wie haalt het in zijn hoofd om kilometers lang op de Stuart Highway in de blakende zon te liggen fietsen? We zien er een stuk of 3, en hoewel ik een absoluut voorstander ben van dit vervoersmiddel kan ik het niet laten om in totale verbazing te constateren dat die echt knettergek moeten zijn. De eigenares van deze fiets hieronder (niet Meme Toren, breng ze niet op ideeën ...) rijdt zomaar eventjes 3000 kilometer rechtdoor van Adelaide naar Darwin.

De Three Ways Roadhouse is zo’n plek waar we meestal stoppen voor onze boterhammekes ‘s middags, maar deze keer blijven we overnachten op de campground achter het roadhouse. We vergeten om een foto te nemen, maar het is gelijk in de films. Er zit een cowboy met een gitaar wat liedjes te spelen, er hangen wat roadtrain-truckers aan de toog en het eten is niet te vreten. Af en toe zien we zo’n roadtrain vertrekken of arriveren, best indrukwekkend - rijbewijs Z heb je daar wellicht voor nodig. Die roadhouses hebben natuurlijk altijd iemand achter de toog voor de bediening, dus na een tijdje vragen we ons af waar die ‘s avonds naartoe gaan als hun werk erop zit. Dat is namelijk een beetje moeilijk als de eerstvolgende stad 200 kilometer verderop ligt. Maar die blijven dus gewoon daar. We live here, antwoordt de vriendelijke jongen aan de bar. Ok.

In de ochtend worden we, zoals elke ochtend, gewekt door een prachtig vogelconcert en vliegen de roze kaketoe’s en ander tropisch pluimage boven ons terwijl we ontbijten. We eten onze boterhammekes, fixeren routineus alle losstaande elementen in de mobilhome en zetten de koers verder naar het oosten. Het is zover: we verlaten de Stuart Highway en rijden verder langs de Barkly Highway voor de langste trip van de hele reis: 6u30 niets! We dachten dat de Stuart Highway al redelijk desolaat was, maar deze highway doet zeker ook zijn best. Om ons wat bezig te houden tijdens het rijden zetten we telkens een streepje als we een tegenligger zien. We rijden ook langs farms die zo groot zijn als België, dat is echt zot. Alsof iemand op een dag een paar paaltjes en 1400 kilometer draad rond België zou gaan installeren. En vind daar maar eens je koeien terug.

Bij gebrek aan een roadhouse op deze route doen we onze boterhammekes-stop helemaal alleen in het (zinderend hete) hol van Pluto. Gelukkig is er een politiekantoor tegenover deze pauzeplek, je weet maar nooit dat een crimineel hier een bloembak zou vandaliseren.

Ondertussen is ons nieuw airco systeem operationeel! Om ook de twee gezinsleden achteraan wat van verse lucht te voorzien hebben we een McGyver buizensysteem van lege waterflessen dat de koude lucht naar achter blaast, en waar iemand, zoals in een duikproef, eens kan aan happen als dat nodig is. Hier op deze desolate Barkly Highway echter, blijken de eerste tekortkomingen van dit systeem. Het is namelijk zo dat er condens terugdruppelt in het airco rooster vooraan in de auto. Of het daardoor komt weten we eigenlijk niet maar opeens is er geen airco meer in de auto. Met een buitentemperatuur van rond de 39 graden wordt dat algauw wat problematisch. Ik voel me langzaam smelten.

Na deze lange, zwetende rit komen we samen met de sunset aan in het mijnwerkersstadje Mount Isa, onze eerste bestemming in Queensland. Een stadje dat pas sedert de jaren ‘20 bestaat, toen hier zilver, koper en andere mineralen werden ontdekt. Hier was lange tijd een urnaniummijn actief, vandaag is het voornamelijk een kopermijn. Ze is gigantisch van afmetingen (blijkbaar heet ze Lady Loretta) en er staat een schouw hoger dan de Eifeltoren. Je kan de oude mijn bezoeken, maar we verkiezen om onze chilldag bovengronds door te brengen. We lassen een niet-rijden dag in, dus we verplaatsen ons geen enkele kilometer, ook niet onder de grond. We besteden wat tijd aan homeschoolen, Senne en Sam doen wat biologie-proefjes in de campkitchen: prikkelgewenning met limoen en koffie, en iets met bevroren gehakt, don’t ask. ‘t Is dat we hier een interessante indruk achterlaten van de gemiddelde Belgische toerist.

‘s Avonds worden we telkens verwend met een regenboog-macchiato-sunset, bjoetiful! Er loopt een supersized gekke kalkoen rond, maar de grootste troef van de camping is het zwembad met magnesium water! Dat zou goed zijn voor stijve spieren, gewrichten, en nog een hele lijst andere kwaaltjes. Onze hergeboorte.

Liefs,

Next
Next

Uluru!