The Stuart Highway: Nitmiluk Park en Daly Waters
We zetten de koers verder naar het zuiden. De eerste stop plannen we bij Edith Falls, na twee uurtjes rijden. Het is echt gek dat je hier uren door de woestijn rijdt en dan plots een heerlijke waterval en bijhorend zwemparadijsje tegenkomt. Edith Falls is minder waterval en meer meer, maar andermaal een fantastische verkoeling. De temperaturen stijgen hier naar 36 graden, dus af en toe eens uit den otto komen en zwemmen is een aangename pauze. We hebben uiteraard airco in onze mobilhome, maar die blaast niet echt tot achteraan, dus MacGyver-gewijs zijn we aan een nieuw projectje bezig, we komen nog enkele flessen tekort. Dus later daarover meer nieuws.
Na deze verfrissing rijden we een uurtje verder naar onze campground in Katherine, aan het Nitmiluk National Park. We verblijven op de G’Day camping. Je moet het ze nageven, die Aussies sure know how to organise their campgrounds! Er zijn steeds interessante amenities zoals een grillplaat (de Australier wil en zal zijn vlees grillen op de camping), wasdraden (iedereen hangt zijn gerief onbezorgd naast elkaar), toasters, microgolf,.. na een paar dagen hebben we het systeem door en stoppen we met onze mobilhome voor het slapengaan tot 40 graden te verhitten door er in te koken, en gaan we zoals iedereen, naar de amenities. Op één van die avonden zitten we een spelletje My City te spelen (de finale, jawel!) en loopt er een familie possums op het muurtje achter ons. De eekhoorns van Australie. Leuk. Eerst komt de moeder met kleintje aan haar buik, en nadien de vader die wat moeite heeft om zijn evenwicht te houden. Me dunkt dat vader ook wat aan de amenities gezeten heeft.
En ja, voor diegenen die het zich zouden afvragen: ook het homeschoolen gaat nog steeds vlot en met veel enthousiasme door.
Wat we stilletjesaan ook merken op de campings is dat we een beetje uit de toon vallen. De meeste andere camping voitures houden het midden tussen legervoertuigen en Doomsday Preppers. Onze witte gezinsvriendelijke Apollo Mobilhome, die we aanvankelijk nog best indrukwekkend vonden, lijkt hier tussen de camouflage voertuigen toch het kneusje van de klas. De volgende keer dat we naar Australië komen, moeten we eraan denken een voertuig te kiezen dat iets meer blend met de omgeving. Aangezien we hier voornamelijk 60+ reizigers tegenkomen sluiten Senne en ik de mogelijkheid niet uit dat we hier binnen enkele decennia nog eens terechtkomen om de andere territoria en staten te exploreren.
De volgende dag staat een wandeling in het Nitmiluk National Park op de planning. We hebben een route langs 4 lookouts, samen zo’n 15 kilometer. Daar draait gezin Guns zijn hand niet voor om. We beginnen ‘s ochtends to beat the heat. Het is zelfs wat frisjes bij de start. We halen gemakkelijk de eerste lookout (Baruwei), nadien Pat’s Lookout en vervolgens Jedda’s Rock. Tegen dat we daar zijn, hebben we al serieus last van een ferme Jedda’s Knock. Het is echt bakken en braden en er is amper schaduw. Onze watervoorraad is er al flink door. Op sommige plaatsen langs de track kan je water bijvullen, wat we ook doen. Bij een volgende watertank drinken we ons terug een beetje op aanvaardbare temperatuur, terwijl Senne het info bord staat te lezen en opeens zegt ‘River Water. Boil before Use.’ Oops. We vragen het achteraf nog eens na en blijkt dat die Aussies hier ook gewoon river water drinken. Het is natuurlijk Indonesië niet. We hadden nog één lookout te gaan, the Butterfly Gorge, de laatste 1,4 kilometer. Maar we moeten opgeven en terug. Het is echt te warm en met ons drinkwater fiasco zouden we onderweg nog sneller dan verwacht bij het Butterfly-effect zijn. We missen zo de enige plek op de wandeling waar we kunnen zwemmen en verkoelen, maar het zij zo. Wandelen in Australie is lichtjes anders dan in de Ardennen. Terwijl Senne en ik aanvankelijk nog enthousiast onze nieuw gespotte vogeltjes noteerden in ons boekje, denken we bij de laatste vogels ‘whatever’, en we slepen ons verder naar het eindpunt.
De volgende dag verlaten we Nitmiluk en rijden we door naar Daly Waters. Na een goed uur rijden, hebben we onze eerste stop aan de Bitter Springs in Mataranka. Opnieuw vol verwachting hoe het er hier zou uitzien stappen we naar het water. Het blijkt deze keer een kopie te zijn (of was het nu omgekeerd) van de Lazy River in Center Parcs. Heel grappig: er is een riviertje, ongelooflijk helder water en met stroming. Het water is ongeveer 30 graden warm (een natuurlijke hot spring dus). We laten ons erin zakken en drijven zo’n 10 minuutjes mee tot het punt dat je niet meer verder mag - tenzij je een krokodil wil tegenkomen. We doen het rondje een keer of 3, tot onze tenen gerimpeld zijn. Heel absurd. Het moet gezegd, Australie is goed bezig onze harten te veroveren.
Na dit zwempartijtje zetten we de koers verder naar Daly Waters. We rijden nu enkel nog op de Stuart Highway. Dat is een langgerekte E40 van ongeveer 2800 kilometer die Darwin in het noorden verbindt met Adelaide in het zuiden. Je kan uren rijden zonder een tegenligger te zien. We hebben zelfs pas op dag 3 het eerste andere voertuig voorbij gestoken. Dat was een momentje. Er is ook geen bereik, dus geen Google Maps, maar tja, het is sowieso heel den tijd rechtdoor. Met de classics roadtrip playlist en het onveranderlijke, altijd veranderende landschap is het een filmische ervaring. Het lijkt ook wat op rondrijden in jeugdfeuilletons. Welluidende plaatsnamen zoals Pine Creek, Florence Falls, Maryland.. brengen me terug naar afleveringen van Flying Doctors, Neighbours en Dawson‘s Creek. Dat laatste heb ik nooit gezien, maar het past bij wat we hier zien.
Al van zodra we vertrokken in Darwin zagen we hier en daar wat rookpluimen, wat Bush Fires blijken te zijn, en dat is wel even wennen. Als die rookpluim te zien is voor ons is het even vechten tegen je instinct om er naartoe te rijden. Aangezien ik ook hier niet van plan ben om de krantenkoppen te halen als “domme toeristen rijden recht een bosbrand binnen” heb ik enkele waarschuwingssystemen op mijn telefoon geïnstalleerd. Per dag krijg ik een 15tal e-mail notificaties over alle types bosbranden in het Noordelijk Territorium. Daarnaast heb ik ook een kaart gedownload, met daarop een heleboel symbooltjes van allemaal vuurgerelateerde gebeurtenissen rondom ons. Telkens wanneer we koers zetten naar een nieuwe locatie kan ik als onmisbare co-chauffeur, Senne inlichten dat we drie vuurhaarden zullen passeren. Twee Grass and Scrub Fires, status ongoing en een Bushfire status closed. Senne moet er misschien wat mee lachen, maar ik neem mijn taak als Jacotte Brokken van Australië heel serieus .
In onze volgende stop, Daly Waters, zou een beroemde pub zijn, en een campground. Daar gaan we overnachten. Het is altijd een beetje spannend waar we uiteindelijk terecht zullen komen. Bij aankomst blijkt Daly Waters geen stadje met een pub te zijn, maar het ís gewoon die pub. Zeg echter niet zomaar een pub tegen Daly Waters! Het heeft veel weg van de Verbeke Foundation, thema Western. De pub zelf hangt vol met zaken die mensen heel graag willen achterlaten, zoals hun drivers license (en wij maar moeite doen om er eentje te krijgen), gehandtekende beha’s, bankbiljetten, schoenen, petjes,… die spullen hangen daar al sedert 1930. De meeste hebben al een woestijn patina. Rondom de pub lopen koeien, geiten en paarden vrij rond. De kippen hebben ook een hok waar een paneel van KFC voor hangt, en tenslotte is er ook Kevin the crock. Die heeft een mini zwembadje en een tuinsproeiertje maar dat is toch vooral een triestige affaire. Hij loopt gelukkig niet vrij rond. We staan er met onze camper naast geparkeerd en ‘s avonds manen we de kinderen aan tot stilte ‘of Kevin komt’.
Er is ook een junk yard met vanalles uit een ver verleden: oude boten, oude Dodges en zelfs wat WO II memorabilia, zoals helicopters. Die WO II fascinatie leeft hier wel, merken we. Op de highway zagen we al soms een pijl met daarop ‘WO II Airport’, alsof die gewoon nog bezig is als je daar de afslag zou nemen.
De eigenaar van de Daly waters pub is Tim Carter en zijn familie, een zootje ongeregeld uit Cooper Pedy. Tim Carter is een man met cowboyhoed die zich verplaatst op een elektrisch karretje, versierd met wat buffelhoorns. Niet dat hij een been mist ofzo, maar de minstens 200 kilo die hij meetorst, krijgt best wat extra ondersteuning. Hij wordt steeds gevolgd door zijn mankende zwarte labrador, die toch ook de 100 kilo nadert. Wat een duo.
Wanneer we arriveren is het Happy Hour dus ik ga een pintje bestellen aan de toog. Geloof het of niet maar dat wordt getapt door niemand minder dan een jonge gast uit Kortrijk. Ik vraag hem enigszins verbaasd hoe hij hier is geraakt, off all places, waarop hij met een uitgestreken gezicht antwoordt: ‘ahja door Facebook vaneigens’ .. euhm. ok. Hij werkt hier als workaway, al 3 weken, nog 1 te gaan. Dan gaat hij reizen. Als we vragen hoe het hier is antwoordt hij ‘redelijk saai, elke dag hetzelfde’. Zo zie je maar dat zelfs de grootste gekte alledaags wordt als je er lang genoeg blijft.
De meeste mensen blijven hier 1 nacht en rijden dan verder. Dat waren wij aanvankelijk ook van plan; de volgende stop zouden we in Tennant Creek doen, al iets meer zuidwaarts. Maar op de vorige camping maakten we een praatje met wat rondtrekkende Aussies, en die verbleekten bij het horen van deze stop. Don’t go there. Just don’t stop. euhm, ok, en waarom niet? It’s not safe. Ik zoek het even op en Tennant Creek scoort inderdaad behoorlijk hoog in de Crime Rates statistieken. En aangezien we geen zin hebben in een leeggeroofde mobilhome kiezen we voor de safe haven van Daly Waters. Wat we hier echter meemaken de tweede avond doet ons alsnog twijfelen of dit wel de veiligste optie was…
Maar ondertussen is het hier heerlijk toeven in Daly Waters. Er is een zwembadje, en we homeschoolen wat - ongeacht de vreemde omstandigheden. Het lijkt hier wel alsof we in een volière van de Zoo zitten. Prachtige vogels en een voortdurende soundtrack van allerlei gezang. Op de telefoondraden boven ons landen ‘s ochtends gewoonweg een 20tal roze kaketoes. In elke boom of aan de waterkraantjes zitten felgekleurde parkieten en papegaaien. Hoog in de lucht whistling kites. In de categorie ‘nieuwe hobbies die we hier heel serieus nemen’ hebben hier genoeg tijd om ons boekje ‘regional field guide to birds’ aan te vullen. Als nieuwbakken birdies nemen we deze vogel-registratie heel serieus.
De tweede avond eten we de signature dish van de pub ‘Beef&Barra’. Het is een steak én een lap barramundi. Dat is een grote vis die goed werkt voor het ego van vissende Australiërs. We stellen ons wat vragen bij de combinatie maar het is echt lekker. Vlees bakken en vis grillen, je moet het die Australiërs niet leren. Daarna spelen we mee met de dagelijkse ‘JAG the Joker’. Dat is een soort tombola, waarbij je genummerde kaartjes koopt en als je nummertje wordt getrokken mag je op een soort prikbord een speelkaart omdraaien.. en met wat geluk is het de Joker en win je de pot (die staat op 1700 dollar). Dat zou ons excelleke goed kunnen gebruiken, helaas zullen we enkel -10 dollar voor de lotjes kunnen invullen bij de uitgaven. Gelukkig gaat de opbrengst naar de Flying Doctors, een goed doel dus als het ware. Voor ons vertrek hebben we onze lopende rekeningen eens gecheckt, en kwamen we er op uit dat we Oxfam 2 keer hadden lopen - dus we gaan dit nieuwe engagement graag aan.
De echte JAG the Joker moest echter nog komen, al hadden we ons daar absoluut niet voor ingeschreven... dat zit namelijk zo: de kinderen zijn gaan douchen en Senne en ik zitten aan ons tafeltje buiten aan de pub nog wat te schrijven. Ik zie mijn kans om een sigaretje te rollen en ga rechtstaan om ze wat verder op te roken. Ik sta op en pal voor mij staat een staff-medewerker die doodernstig tegen me zegt: oh fuck. Don’t make a single move. Terwijl ze dat zegt kijkt ze niet naar mij maar met grote ogen naar iets achter mij. Ik voel een klein paniekske opkomen en besluit toch heel kalm een grote stap vooruit te zetten om te zien welk onheil achter mij zit. En onder de stoel, waar ik net ging rechtstaan, sleert geruisloos een slang over de vloer. Er is aanvankelijk wat onduidelijkheid over welke slang het gaat en we horen dat het een death adder zou zijn. Een slang die bij een beet haar naam in 60% van de gevallen waar maakt. Dat is echt minstens 60% avontuur waar ik absoluut niet zit op te wachten. Uiteraard kan je jouw situatie verbeteren als je binnen de 6 uur in een hospitaal geraakt. Dus daarvoor dienen die Flying Doctors… Echter later wordt het beest alsnog geïdentificeerd als een Australian Brown Snake. Dat klinkt enigszins geruststellender, maar dat blijkt zomaar eventjes de tweede (!) deadliest snake of whole Australia te zijn. I kid you not. Een cobra-achtige slang uit de koraalslangachtigen. Je hebt niet meer dan 30 minuten voor een dosis antigif. Mijn tikker gaat zot tekeer.
De staff-medewerker maant de omringende mensen aan om rustig weg te gaan en verdwijnt dan snel om een slangenvanger. Ondertussen komt een Australische Crocodile Dundee gast dichterbij en zet een stoelpoot op de slang die er rond krult, terwijl hij zegt: step aside. If she bites, you’re dead in an instant. Ondertussen komt de medewerker terug en knelt met een grijper op stok de slang haar hoofd vast en verdwijnt ermee naar achter. Ze laat zelf weten dat ze dit echt zo goed als nooit tegenkomen. Kortom, we hadden bijna de Joker gejagd… De rest van de avond blijf ik redelijk flippen. We kruipen diep in onze mobilhome met de deuren dicht en het duurt meerdere hoofdstukken van ‘Max, Micha en het Tet offensief’ eer ik terug een beetje rustig word. De volgende ochtend vertellen we de kinderen dat ze toch steeds goed moeten uitkijken waar ze stappen en we laten het filmpje van de slang zien, al laten we hier en daar wat dodelijke adjectieven weg. Jongens toch. Snel weg hier…euhm, dieper de woestijn in.
Het is natuurlijk niet de bedoeling om familieleden onnodig te verontrusten dus toch nog even zeggen dat we hier eerlijk waar altijd netjes op een camping gaan staan en niet wildparkeren, en toch vooral veel mooie vogels tegenkomen!
Liefs,